Zuigflescariës

01. Zuigflescariës

– Wat is het en hoe ontstaat het? 
Zuigflescariës is een vorm van tandbederf die vrij snel na het doorbreken van de tanden bij de peuter begint meestal op plaatsen waar normaal gesproken geen gaatjes ontstaan. Het tandbederf breidt zich vervolgens uit in de volgorde van doorbraak van de andere tanden en kiezen. De boventanden raken altijd eerder en daardoor ernstiger aangetast dan de ondertanden. Al direct na de doorbraak van de boventanden kan het proces van tandbederf beginnen. De bacteriën die de tandbederf veroorzaken, kunnen via het speeksel worden overgebracht van de ene persoon naar de andere. Dit kan onder meer door het geven van een zoen, het aflikken van een lepel, het drinken uit dezelfde beker en het proeven of de melk in de zuigfles niet te warm is, hierdoor kunnen ouders met een ongezonde mond een risicofactor vormen voor hun kinderen. Het beginnende tandbederf ziet er uit als doffe witte vlekjes. Dit eerste begin kan heel moeilijk te zien zijn, meestal alleen na droogblazen en onder goed lamplicht. Omdat kinderen op deze leeftijd nog niet bij de tandarts komen, zullen deze eerste tekenen van tandbederf niet gezien worden. De witte vlekjes worden langzaam groter en kunnen donkerder van kleur worden. De peuter is dan ongeveer anderhalf jaar tot twee jaar oud. Het glazuur is dan al flink aangetast en het tandbederf is tot in het tandbeen doorgedrongen. Op dit moment merken ouders soms op dat de tanden er niet helemaal gezond uitzien. Als het tandbederf vooral aan de achterkant van de tanden zit kan het ook in deze fase voor de ouders nog lastig te zien zijn. soms zien de ouders het tandbederf nog niet maar komen ze via de huisarts bij de tandarts terecht omdat het kind niet meer wil eten, pijn heeft aan zijn tanden of slecht slaapt.

– Hoe kan ik zuigflescariës herkennen?

Pijn aan de tanden? Zuigflescariës herken je als je het ziet. De aantasting op de voortanden zijn dan onmiskenbaar. Het is veel moeilijker om na te gaan of je kind er ook pijn door heeft. Je kunt dat wel vragen, maar het kind begrijpt die vraag niet meestal niet en zal het antwoord geven waarvan het denkt dat het je er het meest plezier mee doet (sociaal wenselijk antwoord). Het meest duidelijk wordt het als het tandenpoetsen een probleem gaat geven en met name de boventanden: dan is het mis!

De gewoonte om peuters en kleuters overdag en ’s nachts een flesje te geven om ze ‘zoet’ te houden kan zuigflescariës in de hand werken. Baby’s en peuters die vaak ’s nachts een flesje met zoete inhoud krijgen, lopen het grootste risico op deze vorm van tandbederf. Niet alleen limonade en vruchtensap, maar ook vla of melk kunnen op deze manier het gebit aantasten! Doordat er vrijwel continu voedsel wordt aangeboden, voelen de zuurvormende bacteriën zich er prima thuis en zullen ze veel zuur gaan vormen. Tanden en kiezen krijgen op deze manier te weinig gelegenheid om de beginnende gaatjes weer te herstellen. Overdag, als er vrij veel speeksel wordt geproduceerd, waardoor een deel van de vruchtensuikers of melkzuren kan wegspoelen, lukt dat nog een beetje. ’s Nachts is de mond door een geringe speekselproductie veel droger, waardoor zoetigheid de hele nacht blijft zitten, met als gevolg weinig kans op herstel van de beginnende aantastingen.

Niet alle kinderen die ’s nachts een flesje met een zoete inhoud krijgen, ontwikkelen zuigflescariës. Sommige kinderen hebben er nauwelijks last van, terwijl het bij andere juist wel vervelende gevolgen kan hebben. Naast mondhygiëne speelt aanleg, zoals een bepaalde speekselsamenstelling of de aanwezigheid van specifieke zuurvormende bacteriën een rol. Een eenmaal aangeleerde gewoonte blijkt vaak lastig af te leren. Daarom is het verstandig om te zorgen dat er zich bij het kindje niet de gewoonte ontwikkelt om zoet gehouden te worden met een flesje. Afleren kan onder meer door het kind vanaf negen maanden te wennen om uit een beker te drinken, zodat het niet de hele dag met een fles rondloopt en steeds een slokje kan nemen. Voor het gebit is het namelijk beter om gedurende een korte tijd met een grote hoeveelheid zoetigheid in aanraking te komen, dan iedere paar minuten een beetje.

Veelal wordt zuigflescariës in verband gebracht met frequent flesgebruik, maar eenzelfde cariësbeeld kan ook ontstaan als kinderen zeer frequent gedurende langere tijd borstvoeding krijgen. Op zich veroorzaakt het geven van borstvoeding geen cariës, maar ook hier maakt de bijna continue toevoer van voedsel voor de mondbacteriën dat de balans van aantasting en herstel verstoord raakt. Te frequent aanleggen van het kind en dan met name ’s nachts houdt het verhoogde risico op het ontstaan van tandbederf in. Een goede mondhygiëne waarbij de tanden direct na de doorbraak gepoetst worden met een fluoride houdende peutertandpasta maakt dat de tanden en kiezen beter bestand zijn tegen de zuuraanvallen.

Als de ouders het voor elkaar hebben dat er geen fles meer wordt gebruikt kan het tandbederf tot stilstand komen. Afhankelijk van de ernst van de aantastingen kan het proces zich dan gedeeltelijk of geheel herstellen. Niet altijd zullen de tanden weer helemaal wit worden, soms blijven de tanden bruine vlekken vertonen. Omdat die vlekken hard zijn geworden en het proces niet verder gaat (de oorzaak van het tandbederf is weggenomen) hoeft er in die gevallen niet altijd een vulling gelegd te worden.

Soms zijn de tanden echter al zo aangetast dat de tandarts er wel iets aan moet doen. Als het dan gaat om enkele ontstoken tanden die een risico kunnen vormen voor het blijvende gebit, is het verstandig om die tanden te verwijderen. Het kind loopt hierdoor wel een tijdje zonder voortanden maar in de praktijk blijkt dit voor kinderen vaak mee te vallen, ze zijn verlost van pijnlijke plekken en kunnen veelal weer veel beter eten. Soms is het gebit naast die ontstekingen op meer plaatsen aangetast en kan het verstandig zijn het gebit van de peuter (onder narcose) op te knappen. Ook kan na het stoppen van het flesgebruik en een goede preventieve begeleiding gewacht worden tot het kind vier jaar is en de tandarts in staat is de behandeling aan het kind uit te leggen, er kan dan rustig begonnen worden met het vullen van de gaatjes.

Links oppervlakkige en beginnende en rechts diepe en vergevorderde zuigflescariës

02. Zuigflescariës

 

Wat kan ik doen om zuigflescariës te voorkomen?

Voor de doorbraak eerste melktand is er nog geen risico, maar laat je kind niet (ver)wennen aan een zoete inhoud van de fles

Vanaf het doorbreken van de eerste tandjes: éénmaal per dag poetsen met fluoride-kindertandpasta (max. 500 ppm/fluoride)

2 tot 5 jaar: tweemaal per dag poetsen met fluoride-kindertandpasta

Neem uw kind vanaf het tweede jaar mee naar de tandarts

Een bezoek aan de tandarts is in elk geval noodzakelijk als: melktandjes verkleuren, melktandjes uitvallen na bijv. een val of klap, uw kind pijn heeft bij poetsen.

Beperk het suikergebruik, maak niet alles zoet.

Beperk het aantal eet- en drinkmomenten. Drie maaltijden en twee tussendoortjes zijn meer dan voldoende. Water en thee (zonder suiker) zijn de beste dorstlessers.

Deegwaren, aardappelen, rijst en fruit zorgen ook voor de nodige energie en zijn veel gebitsvriendelijker dan suiker en snoep.

Geef alleen een zuigfles voor de (melk)voeding. Een jong kind heeft tussen de maaltijden geen zoete drankjes nodig. Als het toch iets wil drinken, is een bekertje water het beste. Als alternatief met een smaakje kan nog een slappe vruchten thee ( zonder toevoeging van melk en suiker ) gebruikt worden, gewoon water blijft echter altijd nummer 1 om te drinken zonder schade.

Geen flesjes mee naar bed. Een kind heeft slechts de eerste levensmaanden ’s nachts voeding nodig. Daarna kan het de nacht door zonder drinken. Als het kindje graag wat zuigt om in te slapen, geef dan bij voorkeur een fopspeen.

Breng nooit zoete stoffen zoals honig, suiker, siroop of chocola aan op de fopspeen.

 

Mijn kind wil een zuigfles met zoete inhoud s ’nachts, hoe kan ik haar dit afleren?

Als uw kind zes maanden of ouder is, kan je beginnen met het mengen van datgene wat je gebruikt om de zuigfles te vullen (bijv. melk of sap etc.) met water.
Vervang elke dag een achtste door water, zodat na vier dagen de helft van de inhoud uit water bestaat. Ga zo door tot na 1 tot 2 weken de gehele inhoud van de fles uit water bestaat.
Indien mogelijk kan de gehele fles natuurlijk ineens vervangen worden door water, maar vaak is een geleidelijk traject makkelijker te bewerkstelligen. Het is echter niet de bedoeling om dit proces wekenlang te laten voortduren, probeer uw kind zo snel mogelijk van de zuigfles af te hebben, ook al zou dit enkele onrustige weken (nachten!) kunnen opleveren.
Bij voorkeur moet de gewoonte om een fles ’s nachts te hebben na de eerste zes tot twaalf maanden worden afgebouwd, een fopspeen kan daarbij in het begin een hulpmiddel zijn.

Gebruikte literatuur:
Ik breek door: gids voor het kindergebit
auteurs: Jaap Veerkamp, Frans Frankenmolen, Karin Weerheijm ; ill. Adrie Jeurissen
ISBN 9068681974

Zuigflescariës een wolf in schaapskleren
Auteurs: J.S.J. Veerkamp, C.m. Kreulen, W.E. van Amerongen, H.J.W. Wassenberg
ISBN 9031319805

Deze tekst is afkomstig van www.tandarts.nl